Gedaan met laden. U bevindt zich op: Dierenwelzijnseisen voor honden- en kattenkwekers

Dierenwelzijnseisen voor honden- en kattenkwekers

Om het welzijn van honden en katten te waarborgen, moet een kweker zich houden aan voorwaarden rond infrastructuur, verzorging, voeding, personeelsleden en administratie. Alleen als aan alle voorwaarden wordt voldaan, kan een kweker een erkenning krijgen en behouden. 

Algemene regels

Er zijn algemene regels voor het kweken van honden en katten. Voor het kweken van katten heb je altijd een erkenning nodig, ongeacht het aantal nestjes. Voor honden heb je een erkenning nodig vanaf 3 nestjes per jaar.

Voeding en verzorging

  • Bij de selectie van de kweekdieren wordt rekening gehouden met hun anatomische, fysiologische en gedragskenmerken zodat hun welzijn en gezondheid en dat van de nakomeling niet in het gedrang komen door het kweken.
  • De nodige maatregelen worden getroffen om agressie onder de dieren te vermijden en om dieren die niet met elkaar kunnen opschieten van elkaar te scheiden.
  • De dieren worden minstens 2 keer per dag gecontroleerd.
  • De vacht van de dieren wordt onderhouden en indien nodig getrimd, geknipt of geschoren. De nagels worden regelmatig gecontroleerd en indien nodig geknipt.
  • Hoogdrachtige dieren en vrouwelijke dieren met niet-gespeende jongen moeten beschikken over geschikt nestmateriaal.
  • De dieren krijgen een voeding die aangepast is aan hun behoeften. Het voeder wordt gegeven in propere recipiënten en op zo’n manier dat alle dieren van eenzelfde hok gelijktijdig kunnen eten. Drinkbaar water is permanent beschikbaar.
  • Vanaf de leeftijd van 3 weken moeten jonge dieren toegang hebben tot niet-vloeibaar voeder, maar het volledige spenen van de honden gebeurt niet voor de leeftijd van 8 weken, voor katten is dit op 12 weken.
  • Zieke dieren worden afgezonderd, bv. in het afzonderingslokaal.
  • Nieuw binnengekomen dieren staan onder toezicht en worden indien nodig afgezonderd.
  • Het strooisel wordt geregeld ververst.
  • Er worden maatregelen getroffen om parasieten en ongedierte te bestrijden

Honden

  • Afwijkend gedrag bij honden wordt gemeld aan de contractdierenarts, die de gepaste maatregelen neemt. Elke melding wordt opgenomen in het bezoekrapport.
  • Pups moeten over manipuleerbare voorwerpen beschikken. De honden moeten beschikken over bijtvoorwerpen.
  • Honden mogen alleen verhandeld worden als ze een primovaccinatie kregen tegen:
    • het parvovirus
    • de hondenziekte (distempervirus)
    • kennelhoest (bordetellose en para-influenza)
    • hepatitis contagiosa canis
  • Het gebit van honden worden geregeld gecontroleerd.

Katten

  • Voor katten moeten er klimmateriaal zijn en voorwerpen waaraan ze hun nagels kunnen scherpen, evenals rustplaatsen op meerdere niveaus en een kattenbak met proper strooisel.
  • Katten mogen alleen verhandeld worden als ze een primovaccinatie kregen tegen:
    • kattenziekte (panleucopenie)
    • rhinotracheïtis
    • feline leucose. Wanneer aangetoond kan worden (bijv. door middel van een SNAP-test) dat een kat reeds drager is van het feliene leucose-virus, is een primovaccinatie hiertegen niet verplicht.

Infrastructuur en huisvesting

  • De inrichting van het dierenverblijf is erop gericht om alle dieren voldoende afwisseling en stimulatie te geven. De verblijven moeten aangepast zijn aan de noden en het gedrag van de diersoort (temperatuur, luchtvochtigheid, ventilatie, licht,…). De ruimtes moeten voldoende verlucht worden. Er moet natuurlijke lichtinval zijn voor een normaal dag- en nachtritme, ook op de sluitingsdagen.
  • De ruimtes worden geregeld gereinigd en ontsmet.
  • De vloer is droog en gemakkelijk te reinigen. Bij gunstig advies van de Inspectiedienst kan een bijkomende ruimte bedekt met gras, grind of een ander geschikt materiaal worden toegelaten.
  • Het gebruik van roostervloeren is verboden.
  • Geperforeerde vloerprofielen mogen gebruikt worden op voorwaarde dat de profielen:
    • voldoende steun geven aan de poten
    • voor slechts een beperkt deel van de hokoppervlakte worden gebruikt
    • gemakkelijk volledig kunnen verwijderd worden
    • niet boven een mestkelder ligt
  • Honden die meer dan 8 weken oud zijn, hebben toegang tot een vast buitenbeloop. Als een permanente toegang niet mogelijk is, worden de honden ten minste twee uur per dag gedurende vijf dagen per week uitgelaten waarbij de honden met verschillende prikkels in aanraking moeten komen.
    De verantwoordelijke moet het uitlaten of het gebruik van het buitenbeloop kunnen aantonen bijvoorbeeld aan de hand van :
    • videobeelden die toelaten de honden individueel te onderscheiden. De beelden zijn gedateerd en worden minstens 14 dagen bewaard.
    • de chipregistratie van de individuele honden via een automatisch systeem dat de bewegingen dagelijks registreert
    • een schema of dagindeling dat garandeert dat iedere hond wordt uitgelaten (in het buitenbeloop of tijdens een wandeling).
  • Een buitenbeloop is niet verplicht voor:
    • honden die niet-gespeende jongen hebben
    • zieke honden
    • honden die in quarantaine of in het afzonderingslokaal verblijven.
  • Bij eventuele permanente buitenverblijven moeten de dieren beschikken over een beschutting tegen koude, zon, tocht en neerslag. Een verharding moet hen beschermen tegen een vochtige bodem.
  • Groepshuisvesting. Honden worden permanent in groep gehouden. Bij de samenstelling van de groep moet je rekening houden met het karakter en eigenschappen van elke hond om agressief gedrag te vermijden. Indien permanente groepshuisvesting niet mogelijk is, moet je dit kunnen verantwoorden.
  • Voor katten moeten er voorwerpen zijn waarop ze kunnen klimmen of hun nagels kunnen scherpen. De kattenbak met voldoende absorberend materiaal hebben.

Herkomst van de honden en katten

Een hobbykweker of beroepskweker mag enkel hond en katten verkopen uit eigen kweek.

De kweker-handelaar mag honden en katten aankopen voor verdere verkoop. Deze dieren kunnen afkomstig zijn van een kweker uit zowel binnen- als buitenland. De gegevens moeten in het register genoteerd worden.

Administratie

Volgende documenten maken deel uit van de administratie en moeten beschikbaar zijn bij controle door de dienst Dierenwelzijn.

Aantal personeelsleden

Het aantal uren dat aan de verzorging en de socialisatie van de dieren moet besteed worden, en dus het minimum aantal personeelsleden, wordt bepaald door het aantal volwassen dieren.

Per schijf van vijf volwassen honden of katten wordt daaraan het equivalent van 0,1 voltijds equivalent besteed.

Het aantal uur (VTE’s) kan je berekenen als volgt:

  • Aantal uren te besteden per week = Z x 0,76 uur
  • Aantal VTE’s nodig= Z x 0,02
  • waarbij:
    • Z: aantal volwassen honden/katten
    • 1 VTE = iemand die 38 uur per week werkt